Page images
PDF
EPUB

DE PREDIKER.

E. DE MOURICHY

PROFLSSUR INSTITUT SAINT-O S

BRUXELLES

VERTAALD EN MET AANTEEKENINGEN VOORZIEN

DOOR

JOS. SCHETS,

PROFESSOR IN HET SEMINARIE TE HOEVEN.

[graphic][merged small][merged small]

I

n de Vulgaat is dit Boek getiteld: «Ecclesiastes, die door de Hebreërs Coheleth genoemd wordt». Het woord Koheleth, dat naar de Grieksche vertaling in de Vulgaat door Ecclesiastes en in onze overzetting door Prediker wordt teruggegeven, is in het Boek zelf een bijnaam van Salomon (I 1, 2, 12; VII 28; XII 8-9) en beteekent waarschijnlijk den prediker bij uitnemendheid. Door den titel is de inhoud van het Boek aangegeven: eene prediking tot het volk in eene reeks beschouwingen en lessen, welke in meestal prozaïschen en niet verheven vorm worden voorgedragen. Het Boek is één geheel, niet echter in dien zin, dat daarin een enkel onderwerp in een aaneengeschakeld betoog wordt behandeld. Veeleer bevat het eene reeks overdenkingen en opmerkingen, welke alle uitgaan (I 2) van en terugkeeren (XII 8) tot deze hoofdgedachte: alles is ijdelheid. De Prediker beschouwt de ijdelheid van alles, waarnaar de menschen rusteloos en veelal in strijd met Gods voorzienigheid streven om zich hier op aarde een blijvend geluk te verschaffen; hij besluit herhaaldelijk, dat de hoogste graad van geluk hier op aarde voor den mensch is gelegen in een matig en passend gebruik van het aardsche goed, hetwelk God naar de beschikkingen zijner voorzienigheid, niet zelden als de belooning van

deugd, aan den mensch vergunt, mits dat genot vergezeld ga van de vreeze Gods en de onderhouding zijner geboden. Zulk een betamelijk genot der aardsche zegeningen mocht de Prediker aanprijzen, daarbij nu en dan herinnerend aan het toekomstig gericht en de vergelding in het andere leven en zich plaatsend op het standpunt des Ouden Verbonds. De hoogere graad toch van volmaaktheid, die voor dit leven het geluk stelt in de verloochening van zich zelven en van het goed dezer aarde, in navolging van den armen, verachten en lijdenden Verlosser, was aan het Nieuwe Verbond voorbehouden. Uit het gezegde omtrent den inhoud kan men afleiden, dat de strekking van dit eigenaardige Boek niet louter menschelijk, maar daarbij godsdienstig is. Het doel van den Schrijver is den mensch te onderrichten, hoe hij zijn leven moet inrichten om, in zooverre het van hem zelf afhangt, gelukkig en tevreden op aarde te zijn.

--

De Prediker, die in dit boek het woord voert, is niemand anders dan Salomon. Dit blijkt uit den aanhef, waar hij zich noemt: «den zoon van David, den koning van Jerusalem» (zie verder I 12; II 4 volg. enz.). En dit is geen bloot literarische inkleeding, alsof een later schrijver zijne woorden aan Salomon in den mond legde en hem, gelijk in het boek der Wijsheid (VII enz.), sprekende invoert. Want van de oudste tijden af getuigt de overlevering eenstemmig en zonder aarzeling, dat Salomon de schrijver is van dit boek. Eeuw aan eeuw tot aan Grotius is de «Prediker» aan dezen wijzen koning toegekend. Getuige hiervoor is de Canon der Palestijnsche Joden, waarin de «Prediker» oudtijds tusschen de twee andere boeken van Salomon, Spreuken en Hooglied, zijne plaats had, zooals blijkt uit Flavius Jos. (c. Ap. I 8), de Septuagint, den Thalmud (Baba Bathra 14, 2) en uit de HH. Vaders, die, vóór den Thalmud opgetreden, de Palestijnsche verzameling der Boeken van het O. V. aangeven. De latere rangschikking der Massoreten, volgens welke de «Prediker» tusschen de Klaagliederen en Esther wordt ge. noemd, is geschied om liturgische redenen. Voor de oudheid en den Salomonischen oorsprong van den «Prediker» getuigen verder de allerduidelijkste uitspraken der Joodsche leeraars en der HH. Vaders. Naar het woord van den H. Hieronymus (in Eccl. I 12) hielden de Hebreërs, dat dit Boek door Salomon, en wel na zijne bekeering, was geschreven. Hetzelfde herhaalden de latere rabbijnen, die wel twijfel hebben geopperd over het canoniek gezag, nimmer over de echtheid van den «Prediker». Met de Joodsche leeraars schreven de HH. Vaders eenstemmig dit geschrift aan Salomon toe. En dit geschiedde niet om reden, dat Salomon hier sprekende optreedt. Want ook het Boek der Wijsheid van hoofdst. VII af voert dezen koning sprekende op. En hoewel de Grieksche vertaling door haren titel «Wijsheid van Salomon» scheen te bevestigen, dat de zoon van David werkelijk de schrijver was, aarzelde de H. Hieronymus niet (Præf. in libros Salomonis) den Griekschen titel voor valsch te verklaren en zegt de H. Augustinus (Civ. Dei XVII 20), dat de geleerden voor zeker houden, dat de Wijsheid niet van Salomon is». En deze uitspraak grondde laatstgenoemde Kerkvader op een degelijk critisch onderzoek, gelijk hij duidelijk te verstaan geeft in zijne Retractationes» (lib. II cap. IV). Wat den «Prediker betreft, het

[ocr errors]

getuigenis van het opschrift (I 1) en van de inleiding (I 12; vgl. XII 9, 10) gold immer voor geloofwaardig en werd steeds in eigenlijken zin verklaard.

In tegenspraak met de historische getuigenissen, welke voor het his torische vraagstuk over den oorsprong en den ouderdom van een boek <meer bewijskracht dan alle andere hebben» (Encycl. «Providentissimus»), beweren de meeste geleerden buiten de Kerk en met hen enkele Katholieken, dat de «Prediker» niet het werk van Salomon is. Dit achten zij onvereenigbaar met den inhoud en den vorm van het boek. Want Koheleth, zegt men, spreekt (I 12) als een koning, die tot de geschiedenis behoort, en vergelijkt zich (I 16; II 7, 9) met zijn voorgangers te Jerusalem in termen, die hij zelf niet kan gebruikt hebben. Zie het antwoord in de aanteekeningen op de aangehaalde plaatsen. De historische toestand, die, naar men opwerpt, niet op de eeuw van Salomon zou gelijken, wordt in den «Prediker» niet, althans niet duidelijk, ondersteld; de klachten over wanbestuur en onrechtvaardigheid, die in den mond van den koning zelven niet zouden passen, zijn op de desbetreffende plaatsen (III 16; IV 1; V 7; X 5-7 enz.) of niet te vinden of althans zoo vaag en algemeen, dat hieruit voor of tegen de regeering van Salomon niets valt te besluiten (zie de noot op III 16). De eenige grond, dien men met schijn van reden tegen Salomon als schrijver van den «Prediker aanvoert, is de taal van het Boek. De «Prediker», zegt men, bevat een aantal woorden, die òf alleen nog in de jongste Boeken van het O. T., òf zelfs nog daar niet, maar eerst in het Nieuw-Hebreeuwsch van de Misjna voorkomen. Hiermede komt des schrijvers grammatica overeen: de echt Hebreeuwsche woordvoeging is hem vreemd geworden. Tot antwoord mogen hier de volgende bemerkingen volstaan. 1° Verliest men uit het oog, dat de geschiedenis der Hebreeuwsche taal niet genoegzaam bekend is om uit den vorm van een geschrift deszelfs ouderdom te bepalen. Om den taalschat van het Hebreeuwsch van eeuw tot eeuw te kunnen beoordeelen, ontbreken een genoegzaam aantal voortbrengselen der Hebreeuwsche letterkunde en de kennis der aanverwante dialecten en van derzelver invloed op het Hebreeuwsch in een bepaald tijdvak. 2° Moet de «Prediker» om de onzuiverheid zijner taal zoo laat mogelijk gesteld worden, hoe kan men dan een aanzienlijk gedeelte van den Pentateuch, Josue enz., die door zuiverheid van taal uitmunten, in hetzelfde tijdperk of althans niet veel vroeger geschreven achten? 3° Het aantal woorden. van den «Prediker», die eerst in de jongste geschriften zouden worden aangetroffen, wordt schromelijk overdreven. Niet weinige, door velen als laat Arameesch aangezien, worden door andere taalgeleerden derzelfde school of betwist of voor goed Hebreeuwsch gehouden. Dit is niet te verwonderen. Het Arameesch is met het Hebreeuwsch allernauwst verwant en heeft, niet eerst tijdens de ballingschap, maar van de vroegste eeuwen af, invloed geoefend op het Hebreeuwsch. 4° Omdat woorden en spreekwijzen alleen in de jongste geschriften worden aangetroffen, zijn zij niet eerst toen ontstaan. Wat belet ons aan te nemen, dat zij in de volkstaal van vroegere eeuwen, vooral door den invloed van het Arameesch en andere verwante dialecten, gebruikelijk zijn

[ocr errors]
« PreviousContinue »