Page images
PDF
EPUB
[merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small]

E. DE MOURICHY

PROFESSEUR

UTSAIN LO BRUXELLES

HET BOEK ECCLESIASTICUS.

VERTAALD EN MET AANTEEKENINGEN VOORZIEN

DOOR

Dr. ANDREAS JANSEN,

PASTOOR TE BUNNIK.

1 Eccl.

[graphic][merged small][merged small]

esus, Sirach's zoon, is volgens al de oude vertalingen en de eensluidende Joodsche en Christelijke overlevering de naam van den schrijver van dit boek, het laatste onder de boeken der Wijsheid. Daarentegen noemt de onlangs ten deele teruggevonden Hebreeuwsche tekst van het werk op drie plaatsen niet Jesus, maar Simeon, den zoon van Jesus, als schrijver1), blijkbaar echter ten gevolge eener vergissing, door een afschrijver op de eerste der drie bedoelde plaatsen begaan"). Die vergissing is intusschen geen reden om in twijfel te trekken wat

1) L 27: Wijze onderrichting.... van Simeon, den zoon van Jesus, den zoon van Eleazar - Sira's zoon». Verder in twee onderschriften aan het einde van het boek: Tot zoover de woorden van Simeon, den zoon van Jesus, die genoemd wordt Sira's zoon», en: Wijsheid van Simeon, den zoon van Jesus, den zoon Sira's zoon». Dit laatste onderschrift werd waarschijnlijk aan L

van Eleazar

27 ontleend.

2) Vermoedelijk misleid door L 24a (Hebr.): «Gestadig zij zijne liefde met Simeon, schreef hij v. 27 b: «Simeon, den zoon van Jesus, in plaats van Jesus, den zoon van Simeon». De verkeerde volgorde hier leidde tot dezelfde fout in de twee onderschriften. Het eerste van deze komt ook in de Syrische vertaling voor, maar daar juist.

die plaatsen, goed gelezen, ons zeggen, dat de vader van Jesus Simeon zijn grootvader Eleazar heette1). Sirachzoon was dan zijn familienaam. De tijd, waarin hij leefde, kan met voldoende zekerheid worden bepaald, al werd daarover tot dusverre niet weinig getwist.

Een zeker uitgangspunt voor ons onderzoek verschaft ons alvast de kleinzoon van Jesus, die zijn werk in het Grieksch vertaalde2). In de Voorrede op die vertaling toch zegt deze van zich zelf dat hij in het acht en dertigste jaar onder koning Euergetes (grondtekst), d. i. in diens 38ste regeeringsjaar3), in Egypte was gekomen. Daar er nu twee Egyptische koningen geweest zijn, die den bijnaam Euergetes voerden, Ptole meüs III en Ptolemeüs VII, schijnt dat bericht, op den eersten blik zoo eenvoudig en ondubbelzinnig, toch dubbelzinnig te zijn. Maar die schijn verdwijnt, zoo men zich herinnert dat Ptolemeus III slechts 25 jaren (247-222) regeerde en dus niet de bedoelde koning Euergetes kan zijn. Ptolemeüs VII echter, die van het jaar 170 af mederegent was van Ptolemeus VI en eerst in 117 stierf, droeg den koningstitel langer dan 38 jaren. In zijn 38ste regeeringsjaar, dat omstreeks het jaar 132 valt, kwam dus de kleinzoon van Jesus, die toen blijkbaar geen kind meer was (zie de Voorrede), in Egypte. Zijn grootvader moet dus geleefd hebben in de eerste helft der tweede eeuw v. Chr. Waarschijnlijk viel zijne jeugd nog in de derde eeuw.

Na dit te hebben vastgesteld vragen wij of niet Sirachzoon zelf ons iets over zijne eeuw verraadt. Op die vraag geeft ons vooral L 1-23 een bevestigend antwoord, voor ons onderzoek van groote beteekenis. Daar toch blijkt, dat Sirachzoon een jongere tijdgenoot was van een befaamd hoogepriester, met name Simon. Diens voormalig luistervol optreden bij de plechtige offeranden schildert hij v. 5-23 op grond van den machtigen indruk, dien hij als ooggetuige in vroeger jaren daarvan had ontvangen. Intusschen schijnt ook dit feit weder voor ons niet te zijn van ondubbelzinnigen aard. Want gelijk zooeven twee koningen van gelijken naam worden ook hier twee gelijknamige hoogepriesters in het geding gebracht, te weten Simon I, de Gerechte (zie Flav. Jos. Ant. XII 2, 5), en Simon II (Ant. XII 4, 10). Maar ook thans weder verdwijnt onze twijfel bij nader onderzoek. Simon de Gerechte immers bekleedde volgens de gewone berekening de hooge waardigheid tijdens het einde der vierde en den aanvang der derde eeuw, Simon II echter zeker tot kort vóór het einde der derde eeuw. Sirachzoon kan dus naar het besproken bericht van zijn kleinzoon geen tijdgenoot geweest zijn van den eerste, wel echter van den tweede. Deze is dus de door hem verheerlijkte hoogepriester.

1) Ook de Syrische vertaling en verschillende handschriften der Grieksche hebben LI 30 den naam van den vader (Simeon), en sommige gedrukte uitgaven der Septuagint L 27 dien van den grootvader (Eleazar).

2) Hij was bepaaldelijk een kleinzoon, niet, gelijk sommigen gissen, een verre nazaat van Jesus. Hij noemt Jesus zijn pappos. Dat woord beteekent in het enkelvoud steeds grootvader», vooral grootvader van moeders kant. Alleen in het meervoud en verbonden met een synonieme uitdrukking wordt het in den wijderen zin van voorouders gebezigd.

3) Zie de Voorrede noot 10.

« PreviousContinue »